Translation: from dutch to english
from english to dutchovergankelijk werkwoord
-
1 aanbieden
2 [tegen een prijs/voorwaarde verkrijgbaar stellen] offer♦voorbeelden:iemand een geschenk aanbieden • present a gift to someonehulp/diensten aanbieden • offer help/serviceszijn ontslag aanbieden • tender one's resignationzijn verontschuldigingen aanbieden • offer one's apologieszich als vrijwilliger aanbieden • volunteer (one's services)aangeboden door … • with the compliments of …personeel aangeboden • jobs wantediets te koop/huur aanbieden • put something up for sale/rentter overname aangeboden • (offered) for saleII 〈wederkerend werkwoord; zich aanbieden〉1 [zich voordoen] offer/present oneself♦voorbeelden: -
2 aanbreken
♦voorbeelden:bij het aanbreken van de dag/nacht • at daybreak/nightfallII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
3 aandienen
-
4 aandrijven
-
5 aaneensluiten
I 〈wederkerend werkwoord; zich aaneensluiten〉1 [verbond sluiten] join together ⇒ 〈 firma, vakbond ook〉 merge, 〈 figuurlijk ook〉 join forces, 〈 figuurlijk ook〉 unite♦voorbeelden: -
6 aangaan
1 [gaan in de richting van] go (towards) ⇒ head (for/towards)2 [een bezoek brengen] call in4 [horen] 〈zie voorbeelden 4〉♦voorbeelden:1 achter iemand/iets aangaan • 〈 letterlijk〉 chase someone/something (up); 〈 figuurlijk〉 go after someone, go for somethingop huis aangaan • head for home2 bij een vriend aangaan • call in at a friend's (house), drop in on a friend4 het gaat niet aan dat … • it won't do to …II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 [betreffen] concern♦voorbeelden:een lening aangaan • contract a loanvoor allen die het aangaat • to whom it may concernwat mij aangaat • as far as I'm concerned3 wat gaat mij dat aan? • what has that got to do with me? -
7 aanhaken
♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
8 aanhalen
2 [citeren] quote♦voorbeelden:2 als voorbeeld/bewijs aanhalen • quote as an example/as evidenceeen schrijver verkeerd aanhalen • misquote an authorII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 [vaster trekken] pull/draw tighter ⇒ tighten3 [beginnen (ergens aan)] let oneself in for♦voorbeelden:we moeten allemaal de buikriem aanhalen • we'll all have to tighten our belts -
9 aanhangen
♦voorbeelden:een geloof/partij aanhangen • adhere to a faith, support a partydit standpunt wordt door velen aangehangen • this point of view is held by many1 [hangende vast blijven zitten] cling (to)♦voorbeelden: -
10 aanhouden
5 [aan het lijf houden] keep on♦voorbeelden:een verdachte aanhouden • take a suspect into custody¶ als je het recept aanhoudt, kan er niets misgaan • if you stick to the recipe, nothing can go wrong1 [niet ophouden te doen] keep/go on ⇒ persist (in)2 [voortduren] go on, continue; hold, last, keep up 〈 ook van weer〉♦voorbeelden:1 blijven aanhouden • persevere, insistje moet niet zo aanhouden • you shouldn't keep/go on going on about it like that -
11 aanknopen
1 [aansluiten] tie in/link up (with) ⇒ continue♦voorbeelden:1 aanknopen bij het reeds eerder behandelde • link up/tie in with what has gone beforeII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [vastknopen] tie up/together2 [beginnen met] enter into♦voorbeelden:onderhandelingen aanknopen met • enter into negotiations with -
12 aanleggen
1 [aanbrengen tegen/om] apply2 [doen overeenkomstig een doel] contrive ⇒ set/go about3 [bezig zijn tot stand te brengen] construct, build ⇒ 〈 straat ook〉 lay, dig 〈 kanaal〉, lay out 〈 park, tuin〉, install 〈 voorzieningen〉, build up 〈 voorraad〉♦voorbeelden:een verband aanleggen • dress (a wound), bandage2 het zó weten aan te leggen dat … • contrive it so that …het erop aanleggen dat/om … • set out to …hoe leg ik dat aan? • how do I go about this?het met de buurvrouw aanleggen • start carrying on with the woman next doorhet met iemand aanleggen • 〈 zich inlaten met〉 get involved with someone; 〈 gemene zaak maken met〉 join forces with someone3 een spoorweg/weg aanleggen • construct a railway/roadeen verzameling aanleggen • start a collectioneen vuur aanleggen • lay a fireeen nieuwe wijk aanleggen • build a new Bestate/Adevelopment2 [onderweg stilhouden] stop (off)1 [richten] aim♦voorbeelden:1 leg aan! • take aim! -
13 aanlopen
2 [in zijn loop gestuit worden] 〈 rem〉 rub, drag3 [genoemde kleur krijgen] turn … (in the face)♦voorbeelden:die kat is komen aanlopen • that cat has strayed (in) herezo is hij tegen zijn vrouw aangelopen • that's how he met his wifeII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [binnenlopen en afmeren] call/dock at♦voorbeelden: -
14 aanmelden
♦voorbeelden:1 bezoekers werden eerst bij de commandant aangemeld • visitors were first reported to the commandant2 gegadigden kunnen zich schriftelijk/persoonlijk aanmelden bij • candidates may apply by letter/in person toII 〈wederkerend werkwoord; zich aanmelden〉♦voorbeelden:1 hij meldde zich als de schrijver van dat pamflet aan • he made himself known as the author of the pamphlet -
15 aanmoedigen
-
16 aanpassen
1 [passen] try/fit on2 [passend maken] adapt (to) ⇒ adjust/fit (to)♦voorbeelden:zijn kleding aanpassen aan de omstandigheden • adapt one's clothes to the circumstancesII 〈wederkerend werkwoord; zich aanpassen〉1 [zich schikken] adapt/adjust oneself (to)♦voorbeelden:1 zich gemakkelijk aanpassen • be adaptable, adjust easily -
17 aanrijden
1 [rijden in een richting] drive/ride up♦voorbeelden:aanrijden op • drive/ride towardsII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:tegen een muur aanrijden • run/crash into a wall -
18 aanschieten
-
19 aanschuiven
1 [schuivend dichterbij komen] shuffle alongII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [schuivend dichterbij brengen] draw/pull up♦voorbeelden: -
20 aansjouwen
1 [ergens heendragen] bring/carry (along) ⇒ 〈 slepend〉 drag/lug along♦voorbeelden:
Pages