Translation: from english

het fijne weten over

Interpretation Translation

1 have the lowdown on

have the lowdown on

het fijne weten over

English-Dutch dictionary > have the lowdown on
2 lowdown

adj. Laag, gemeen
--------
n. Het fijne van de zaak, het fijne weten over-

lowdown

〈 the〉〈 slang〉

1 fijne van de zaak ⇒ feiten, inzicht

♦voorbeelden:

1 have the lowdown on • het fijne weten over

English-Dutch dictionary > lowdown
3 be great on

be great on

erg veel weten over

English-Dutch dictionary > be great on
4 get through

doordringen; overheen komen

get through

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 (er) doorkomen ⇒ zijn bestemming bereiken; goedgekeurd worden 〈 van wetsvoorstel〉; aansluiting/verbinding krijgen 〈per telefoon enz.〉; begrepen worden

♦voorbeelden:

1   get through to • bereiken, doordringen tot; begrepen worden door; contact krijgen met

     get through with • afmaken, afronden

     once I've got through with her • wanneer ik eenmaal met haar heb afgerekend

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 zijn bestemming doen bereiken ⇒ laten goedkeuren, erdoor krijgen 〈 ook in verband met examens〉

2 duidelijk maken ⇒ aan zijn verstand brengen

III 〈werkwoord + voorzetsel〉

1 heen raken door 〈 tijd, geld, kleding, werk〉

2 slagen voor 〈 examen〉

3 goedgekeurd worden door 〈 van wetsontwerp〉

————————

get through

erdoorheen komen, slagen; weten over te brengen

English-Dutch dictionary > get through
5 great

adj. groot; belangrijk; groots; uitstekend

great¹

[ greet]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 grote ⇒ vooraanstaande figuur

♦voorbeelden:

1   the greats of industry • de groten van de industrie

II 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord voornamelijk meervoud; the〉

1 groten ⇒ vooraanstaande/prominente figuren

♦voorbeelden:

1   great and small • iedereen, uit alle lagen van de bevolking

III 〈meervoud; Greats〉

1 eindexamen (voor Bachelor of Arts) 〈 in Oxford, in het bijzonder in klassieke letteren en wijsbegeerte〉

————————

great²

〈 greatness〉

I 〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 groot ⇒ nobel 〈 personen〉

2 〈 informeel〉 geweldig ⇒ fantastisch, tof

♦voorbeelden:

1   a great man • een groot/nobel man

2   a great idea • een geweldig idee

     I'm the greatest! • ik ben de allergrootste!

II 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉

1 groot ⇒ belangrijk, vooraanstaand

2 verheven ⇒ groot 〈 ideeën〉

3 buitengewoon ⇒ groot, zwaar 〈 gevoelens, toestanden e.d.〉

4 groot ⇒ aanzienlijk, hoog 〈 aantal〉

5 lang ⇒ hoog 〈 (leef)tijd〉

6 groot ⇒ ijverig, enthousiast

7 〈vaak vóór bijvoeglijk naamwoord; informeel〉 omvangrijk ⇒ dik, reuze-, enorm

♦voorbeelden:

1   Great Britain • Groot-Brittannië

     Greater London • Groot Londen

     a great occasion • een belangrijke gelegenheid

     the Great Powers • de grote mogendheden

     the Great Wall of China • de Chinese Muur

2   great thoughts • verheven gedachten

3   a great crisis • een ernstige crisis

     a great loss • een zwaar verlies

4   a great deal • heel wat

     a great many • heel wat, een heleboel

5   live to a great age • een hoge leeftijd bereiken

6   a great reader • een verwoed lezer

7   a great big tree • een kanjer van een boom

¶ the great beyond • het hiernamaals

     Great Dane • Deense dog

     Great Divide • hoofdwaterscheiding 〈 in het bijzonder Rocky Mountains〉; 〈 figuurlijk〉 grens tussen leven en dood

     great crested grebe • fuut

     〈 slang〉 go great guns • veel succes hebben, als een trein lopen

     at great length • uitvoerig

     go to great lengths • erg ver gaan, erg zijn best doen

     he's a great one for forgetting his diary • hij vergeet altijd maar zijn agenda

     no great shakes • niets bijzonders, niet iets om over naar huis te schrijven

     be in great spirits • opgewekt zijn

     set great store by/on • grote waarde hechten aan

     the greatest thing since sliced bread • iets fantastisch

     great tit(mouse) • koolmees

     the Great War • de Eerste Wereldoorlog

III 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉

1 goed ⇒ bedreven, handig

2 geïnteresseerd ⇒ onderlegd

♦voorbeelden:

1   he is great at golf • hij is een geweldige golfer

2   be great on • erg veel weten over

————————

great³

〈 bijwoord〉〈 informeel〉

1 uitstekend ⇒ heel goed

♦voorbeelden:

1   she sings great • zij zingt geweldig

English-Dutch dictionary > great
6 know a thing or two about

know a thing or two about

het een en ander weten over

English-Dutch dictionary > know a thing or two about
7 know a thing or two

iets weten over-,verstand hebben van-

know a thing or two

niet van gisteren zijn

English-Dutch dictionary > know a thing or two
8 know how to put one's ideas across

know how to put one's ideas across

zijn ideeën weten over te brengen

English-Dutch dictionary > know how to put one's ideas across
9 put across

overbrengen, aanvaardbaar maken; doordrukken, doorzetten

put across

1 overbrengen 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ aanvaardbaar maken, aan de man brengen

♦voorbeelden:

1 know how to put one's ideas across • zijn ideeën weten over te brengen

English-Dutch dictionary > put across
10 thing

n. ding, objekt; gebeuren; onderwerp; wezen; idee

thing

[ θing]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 〈 benaming voor〉 iets concreets ⇒ ding(etje), zaak(je), voorwerp

2 〈 benaming voor〉 iets abstracts ⇒ ding, iets; zaak

3 schepsel ⇒ wezen, ding

4 (favoriete) bezigheid

♦voorbeelden:

1   sweet things • zoetigheid, snoep(goed)

     not a thing to wear • niks om aan te doen/trekken

2   in/by the nature of things • volgens de natuur der dingen

     it's a bad thing to • het is onverstandig om

     have better things to do • wel wat beters te doen hebben

     a good thing too! • (dat is) maar goed ook!

     it's a good thing that • het is maar goed/gelukkig dat

     it's a good thing to • je doet er goed aan (om)

     a lucky thing no one got caught • gelukkig werd (er) niemand gepakt

     not the same thing • niet hetzelfde

     get a thing done • iets gedaan krijgen

     make a thing of • een kwestie/punt/zaak maken van

     it didn't mean a thing to me • het zei me totaal niets

     take things too seriously • alles te ernstig opnemen

     taking one thing with another • alles bij elkaar genomen

     and another thing • bovendien, meer nog

     the first thing that comes into her head • het eerste (het beste) dat haar te binnen schiet

     for one thing • in de eerste plaats, om te beginnen; immers

3   the poor thing • de (arme) stakker

     a thing like you • iemand van jouw slag/soort

4   〈 informeel〉 do one's (own) thing • doen waar men zin in heeft/goed in is

¶ 〈 informeel〉 have a/this thing about • geobsedeerd zijn door; dol zijn op; als de dood zijn voor

     know a thing or two • niet van gisteren zijn

     know a thing or two about • het een en ander weten over

     let things rip/slide • de boel maar laten waaien

     be seeing/see things • spoken zien, hallucinaties hebben

     of all things • vreemd genoeg

     well, of all things! • wel heb ik ooit!

     I'll do it first thing in the morning • ik doe het morgenochtend meteen

     the first thing I knew she had hit him • voor ik wist wat er gebeurde had ze hem een mep gegeven

     first things first • wat het zwaarst is moet het zwaarst wegen

     it is (just) one of those things • (zo) van die dingen, dat gebeurt nu eenmaal

→ close close/, good good/, great great/, hot hot/, near near/, old old/, square square/, warm warm/

II 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord; the〉

1 (dat) wat gepast/de mode is

2 (dat) wat nodig is

3 het belangrijkste (punt/kenmerk)

4 zaak in kwestie

♦voorbeelden:

1   the very thing for you • echt iets voor jou

     be not (quite) the thing • niet passen/horen

     quite the thing • erg in (de mode/trek)

     the latest thing in ties • een das naar de laatste mode

2   just the thing I need • juist/precies wat ik nodig heb

3   the thing is to do something • de hoofdzaak is iets te doen

     the thing about Stephen • wat Steven zo typeert

     the thing is that • het is zaak/het belangrijkste is/het komt erop aan (om/dat)

4   just for the fun of the thing • gewoon voor de grap/lol

¶ and that sort of thing • en (zo meer) van die dingen, en zo

     not know the first thing about • niet het minste verstand hebben van

→ sure sure/

III 〈 meervoud〉

1 spullen

2 (algemene) toestand

3 〈 gevolgd door bijvoeglijk naamwoord〉al(les) (wat … is) 〈 vaak schertsend〉

♦voorbeelden:

1   pack one's things • zijn boeltje bijeenpakken

2   things are changing for the worse • de toestand gaat achteruit

     that would only make things worse • dat zou het allemaal alleen maar verergeren

     how are things, 〈 informeel〉how's things? • hoe gaat het (ermee)?

     〈 spreekwoord〉 things are seldom what they seem • schijn bedriegt

3   things political • de politiek/politieke wereld

English-Dutch dictionary > thing
11 through

adj. doorgaand
--------
adv. door; stap voor stap tot het eind
--------
prep. door

through¹, thro'

, 〈Amerikaans-Engels spelling; informeel ook〉 thru [ θroe:] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 doorgaand ⇒ doorlopend, ononderbroken

♦voorbeelden:

1   through beam • doorlopende balk

     through passengers • passagiers op doorreis

     through train • doorgaande trein

     no through road • geen doorgaand verkeer

¶ 〈 handel〉 through bill of lading • doorvoercognossement

————————

through², thro'

, 〈Amerikaans-Engels spelling; informeel ook〉 thru 〈 bijwoord〉

1 door ⇒ verder

2 door(heen)

3 klaar ⇒ erdoorheen

4 door(gesleten) ⇒ kapot

5 helemaal ⇒ van begin tot eind

♦voorbeelden:

1   go through with • doorgaan met

2   five meters through • vijf meter doorsnede

     get through • erdoorheen komen, slagen; weten over te brengen

     read something through • iets doornemen; iets uitlezen

4   my sweater is through at the elbows • mijn trui is door aan de ellebogen

5   get soaked/wet through • doornat worden

     through and through • door en door; in hart en nieren

¶ Ralph and I are through • het is uit tussen Ralph en mij

     are you through? • heeft u verbinding? 〈 telefoon〉; 〈 Amerikaans-Engels〉bent u klaar?

     I will put you through • ik zal u doorverbinden

     see something through • ergens van begin tot eind bijblijven

→ be through be through/, come through come through/ etc.

————————

through³, thro'

, 〈Amerikaans-Engels spelling; informeel ook〉 thru 〈 voorzetsel〉

1 〈 aanduiding van richting, weg of medium; ook figuurlijk〉 (helemaal) door ⇒ via, langs, over, gedurende

2 〈 wijze〉 door middel van

3 〈 oorzaak〉 door ⇒ wegens, uit

4 〈 Amerikaans-Engels〉 tot en met

♦voorbeelden:

1   he went through six beers in an hour • hij goot in een uur zes biertjes naar binnen

     did my application get through the board? • is mijn aanvraag door de raad aanvaard?

     seen through a child's eyes • gezien met de ogen van een kind

     he peered through his glasses • hij tuurde door zijn bril

     get through one's exams • slagen voor zijn examen

     all through his life • gedurende heel zijn leven

     I could not speak through the noise • ik kon het lawaai niet overstemmen

     he remained calm through the whole trial • hij bleef kalm gedurende heel het proces

     he stayed through the summer • hij bleef tot het einde van de zomer

     through and through • helemaal door(heen) 〈 ook figuurlijk〉

2   we are related through an old aunt • we zijn via een oude tante familie van elkaar

     we get our information through the papers • we ontvangen onze informatie via de kranten

     he spoke through his representative • hij sprak via zijn vertegenwoordiger

3   he could not travel through illness • hij kon wegens ziekte niet reizen

4   Monday through Thursday • van maandag tot en met donderdag

English-Dutch dictionary > through
12 ask over

приглашать в гости (обыкн. ненадолго) I would ask you over for coffee, but the children are ill. ≈ Я бы пригласил тебя на чашечку кофе, но у нас болеют дети. Syn: invite over

Большой англо-русский и русско-английский словарь > ask over
13 battle over

сражаться, бороться за что-л. People whose marriage has ended often battle over the children. ≈ Разведенные часто сражаются друг с другом за родительские права.

Большой англо-русский и русско-английский словарь > battle over
14 be over

1) приходить в чей-л. дом I'll be over later this evening. ≈ Я приду попозже, вечером.
2) заканчивать(ся) We all thought that the war would be over by Christmas. ≈ Мы все думали, что война закончится к Рождеству. The rain will soon be over. ≈ Дождь скоро кончится.
3) оставаться Is there any cake over from the party? ≈ У нас еще остался торт после вечеринки? There might be a few pieces of cloth over when I've finished making the dress;
you can have them. ≈ После того, как я сошью платье, может быть останутся какие-то кусочки ткани, вы сможете их тоже забрать. it's all over with someone ≈ имярек умер It's all over with Mother, I'm afraid she died this morning. ≈ Боюсь, что мама умерла сегодня утром.
4) тратить много времени на что-л. Will you be long over that report? ≈ Вы потратили много времени на этот доклад? Don't be all night over finishing your book. ≈ Не сиди всю ночь напролет, заканчивая свою книгу.
окончиться, завершиться - the meeting was over before ten o'clock собрание закончилось до десяти часов - the lesson is over урок окончен оставаться (от чего-л) - a small piece of flannel was over остался кусок фланели приехать навестить (издалека) - will you be over on Saturday? ты заедешь в субботу? распространяться( о новостях, сплетнях) - it's all over the office это известно всей конторе (разговорное) (спортивное) доминировать, господствовать - the visiting team was all over us for the first ten minutes of play первые десять минут игры команда гостей была хозяином поля > to be long over smth. тратить много времени на что-л > don't be long over breakfast не сиди слишком долго за завтраком > to be all over smb. приветствовать кого-л слишком радостно;
бросаться в объятия кому-л > I'd hardly set foot inside the door when that dog of theirs was all over me не успел я войти в дверь, как их собака радостно бросилась на меня - to * and done with (разговорное) полностью закончиться и забыться - their quarrels were all over and done with с их ссорами было покончено раз и навсегда

Большой англо-русский и русско-английский словарь > be over
15 be over and done with

быть полностью законченным You've come too late for the game, it's all over and done with. ≈ Вы пришли слишком поздно, игра полностью закончена.

Большой англо-русский и русско-английский словарь > be over and done with
16 be over the barrel

быть совершенно беспомощным (как утонувший человек, которого положили сверху на бочку, чтобы вода могла вытечь из легких) We keep a file on unidentified bullets nowadays. Some day you might use that gun again. Then you'd be over a barrel. ≈ Теперь мы ведем каталог неидентифицированных пуль. Когда-нибудь ты снова воспользуешься этим пистолетом. Вот тогда-то мы тебя и возьмем за жабры.

Большой англо-русский и русско-английский словарь > be over the barrel
17 bend over

наклоняться, склоняться As Jim bent over to pick up the pen, he felt a sharp pain in his back. ≈ Когда Джим наклонился, чтобы поднять ручку, он почувствовал резкую боль в спине.
наклоняться над

Большой англо-русский и русско-английский словарь > bend over
18 blow over

1) миновать, проходить( о грозе, кризисе и т. п.) I hope your troubles will soon blow over. ≈ Надеюсь, твои неприятности скоро кончатся.
2) прекращать дуть
проходить, миновать (о грозе, буре) забываться, улетучиваться из памяти;
- the scandal soon blew over о скандале скоро забыли (разговорное) прекращаться;
- I hope your troubles will soon * надеюсь, ваши неприятности скоро кончатся

Большой англо-русский и русско-английский словарь > blow over
19 boil over

1) перекипать, уходить через край Turn off the gas, the milk is bailing over. ≈ Выключи газ, молоко убегает.
2) кипеть, негодовать, возмущаться The trade union chief boiled over when the men voted against him. ≈ Глава профсоюза кипел от ярости, когда проиграл выборы.
3) выходить из-под контроля и превращаться во что-л. The small argument boiled over into a serious quarrel. ≈ Небольшие разногласия выросли в серьезные проблемы. убегать через край (о жидкости) (разговорное) выйти из-под контроля, перерасти во что-либо - the small argument boiled over into a serious quarrel небольшая размолвка вылилась в серьезную ссору кипеть от негодования

Большой англо-русский и русско-английский словарь > boil over
20 bowl over

1) сбить Someone ran round the corner and nearly bowled me over. ≈ Кто-то неожиданно выбежал из-за угла и чуть не сбил меня с ног. In the accident, the car bowled over three times but the driver escaped unhurt. ≈ Машина перевернулась трижды, но водитель остался цел.
2) перен. привести в замешательство Your sudden news has quite bowled me over. ≈ Ваше неожиданное сообщение привело меня в замешательство. Syn: bowl out
2), knock back
3), knock down
9), knock out
5), knock over
2) (разговорное) сбить;
привести в замешательство, смутить;
вывести из равновесия, огорчить( разговорное) очень удивить или шокировать - your sudden news has quite bowled me over ваше неожиданное сообщение совершенно сразило меня

Большой англо-русский и русско-английский словарь > bowl over

Pages

Translation: from english

het fijne weten over

Share the article and excerpts

Direct link