Translation: from english to dutch

from dutch to english

een steeds groeiende angst

Interpretation Translation

1 an ever-growing fear

an ever-growing fear

een steeds groeiende angst

English-Dutch dictionary > an ever-growing fear
2 ever

adv. ooit, ten alle tijden, altijd

ever

[ evvə], 〈 formeel〉 e'er [ eə]

1 ooit ⇒ van mijn/je/zijn leven

2 〈 informeel〉 toch ⇒ in 's hemelsnaam

3 〈informeel; emfatisch〉 echt ⇒ erg, verschrikkelijk, zo … als het maar kan

4 〈 formeel behalve in sommige verbindingen〉 immer ⇒ altijd, voortdurend

♦voorbeelden:

1   did you ever (see/hear the like)! • asjemenou!, heb je van je leven!

     have you ever been to Rome? • ben je ooit naar Rome geweest?

     〈 informeel〉 never ever! • nooit van mijn leven!

     faster than ever • sneller dan ooit

2   〈 Amerikaans-Engels〉 boy, is he ever conceited! • sjonge, wat is me dat een verwaande kwast!

     what ever did you do to him? • wat heb je hem in 's hemelsnaam (aan)gedaan?

     how ever could I do that? • hoe zou ik dat in 's hemelsnaam kunnen?

3   〈 voornamelijk Brits-Engels〉 it is ever so cold • het is verschrikkelijk koud

     〈 voornamelijk Brits-Engels〉 thanks ever so much! • hartstikke bedankt!

4   an ever-growing fear • een steeds groeiende angst

     〈 informeel〉 yours ever/ever yours • je 〈 aan eind van brief〉

     they lived happily ever after • daarna leefden ze lang en gelukkig

     ever since • van toen af; sindsdien

     for ever (and ever/a day) • voor (eeuwig en) altijd

English-Dutch dictionary > ever
3 angst

n. angstgevoel

angst

[ æng(k)st]

1 angstgevoel

2 levensangst

English-Dutch dictionary > angst
4 (still) going strong

(still) going strong

nog steeds actief, nog steeds in de running/op dreef

English-Dutch dictionary > (still) going strong
5 English

adj. met betrekking tot Engeland of zijn burgers; van of met betrekking tot Engelse taal
--------
n. engels, engelsman; de engelse taal
--------
v. een woord of zin veranderen in Engelse spelling of uitspraak; iets in Engelse taal vertalen

English¹

[ ingglisj] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 Engels ⇒ de Engelse taal; 〈 ook〉 Engelse les

2 〈werkwoord steeds meervoud; the〉 Engelsen ⇒ Engelse volk

————————

English²

〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 Engels ⇒ in/uit Engeland; in het Engels

♦voorbeelden:

1   〈 bouwkunst〉 English bond • blokverband

     English breakfast • Engels ontbijt, ontbijt met spek en eieren

     English horn • Engelse hoorn, althobo

¶ 〈 bouwkunst〉 Early English • vroege Engelse gotiek 〈 13e eeuw〉

English-Dutch dictionary > English
6 French

adj. Frans, betr. Frankrijk
--------
n. Frans(e) taal; taal gesproken in aantal landen (zoals in Canada, gedeelten van België, Zwitserland, in specifieke landen in Afrika en Caraïbisch gebied en in andere plaatsen); Fransman of Francaise (als bevolking); volkstaal
--------
n. French, familienaam; Daniel Chester French (1850-1931) Amerikaanse beeldhouwer die zittende marmeren beeld van Abraham Lincoln in Lincoln Memorial in Washington D.C. (V.S.) creëerde

French¹

[ frentsj]

I 〈 eigennaam〉

1 Frans ⇒ de Franse taal

II 〈meervoud; werkwoord steeds meervoud; the〉

1 de Fransen

————————

French²

〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 Frans

♦voorbeelden:

1   French bread/loaf • stokbrood

¶ 〈 Brits-Engels〉 French bean • sperzie/sla/prinsessenboon

     French chalk • kleermakerskrijt

     〈 Amerikaans-Engels〉 French doors • openslaande (tuin/balkon)deuren

     French dressing • vinaigrette 〈 met olie en azijn〉

     〈 Amerikaans-Engels〉 French fried potatoes, 〈 informeel〉French fries • patat, friet, patates frites

     French kiss • tongzoen

     take French leave • er tussenuit knijpen

     〈Brits-Engels; informeel〉 French letter • condoom, kapotje

     French windows • openslaande (tuin/balkon/terras)deuren

English-Dutch dictionary > French
7 I still can't get over the fact that …

I still can't get over the fact that …

ik heb nog steeds moeite met het feit dat …

English-Dutch dictionary > I still can't get over the fact that …
8 John needs a lot of chivvying (along/up)

John needs a lot of chivvying (along/up)

je moet John steeds achter de broek zitten

English-Dutch dictionary > John needs a lot of chivvying (along/up)
9 Scotch

adj. Schotse (whisky/broth); (-tape) plakband
--------
n. (de) Schotten; Schotse whisky

Scotch¹

[ skotsj]

I 〈 eigennaam〉

1 Schots 〈 taal〉 ⇒ 〈 in het bijzonder〉 Laagland-Schots

II 〈 telbaar en niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 Schotse whisky

III 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord steeds meervoud; the〉

1 de Schotten

————————

Scotch²

〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 Schots

2 zuinig

♦voorbeelden:

1   Scotch egg • Schots ei 〈 hard gekookt ei in worstvlees〉

     Scotch fir/pine • grove den

     Scotch terrier • Schotse terriër

     Scotch whisky • Schotse whisky

¶ Scotch broth • Schotse maaltijdsoep

     〈 scotch〉 Scotch tape • plakband

English-Dutch dictionary > Scotch
10 Scottish

adj. Schots (betr. Schotland/Schotten/Schotse taal of dialect)
--------
n. de Schotten; Schots (taal/dialect)

Scottish

[ skottisj] 〈 zelfstandig naamwoord〉〈 voornamelijk Schots-Engels〉

1 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 Schots

2 〈bijvoeglijk naamwoord; schertsend〉 zuinig

3 〈 eigennaam〉 Schots 〈 taal〉

4 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord steeds meervoud; the〉 de Schotten

English-Dutch dictionary > Scottish
11 Welsh

adj. betr. Wales
--------
n. Welsh (de taal v. Wales, bewoner v. Wales)

Welsh

[ welsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 Wels ⇒ van/uit Wales; in het Wels

2 〈 eigennaam〉 Wels 〈 taal〉

3 〈verzamelnaam; the; werkwoord steeds meervoud〉 bewoners van Wales

♦voorbeelden:

¶ 〈 plantkunde〉 Welsh onion • grof bieslook

Welsh rabbit, Welsh rarebit • toast met gesmolten kaas

English-Dutch dictionary > Welsh
12 a face tense with anxiety

a face tense with anxiety

een van angst vertrokken gezicht

English-Dutch dictionary > a face tense with anxiety
13 a perfunctory person

a perfunctory person

iemand die zich er steeds met de Franse slag van afmaakt

English-Dutch dictionary > a perfunctory person
14 account for

v. rekenschap geven, verantwoordelijk zijn {voor daden}

account for

1 rekenschap geven van ⇒ verslag uitbrengen over

2 verklaren ⇒ uitleggen, veroorzaken

3 voor zijn rekening nemen 〈 figuurlijk〉 ⇒ aanpakken, doden

4 vormen ⇒ uitmaken

5 〈 voornamelijk passief〉 bekend zijn

♦voorbeelden:

2   his disease accounts for his strange behaviour • zijn ziekte verklaart zijn vreemde gedrag

3   the U.S.A. account for 35% of the world consumption of meat • de USA nemen 35% van de wereldconsumptie van vlees voor hun rekening

4   native speakers of English account for 300 millions of the world population • Engelstaligen maken 300 miljoen van de wereldbevolking uit

5   the rest of the passengers still have to be accounted for • de overige passagiers worden nog steeds vermist

English-Dutch dictionary > account for
15 acoustics

n. akoestiek; geluidswet; geluidsvoorwaarden in de zaal

acoustics

[ əkoe:stiks]

1 〈meervoud; werkwoord steeds meervoud〉 akoestiek 〈 van zaal〉

2 〈 werkwoord steeds enkelvoud〉 acustica ⇒ geluidsleer/techniek

English-Dutch dictionary > acoustics
16 again and again

steeds, weer, opnieuw, herhaaldelijk

again and again

telkens/steeds opnieuw

English-Dutch dictionary > again and again
17 again

adv. weer; opnieuw

again

[ əgen, əgeen]

1 opnieuw ⇒ weer, nog eens

2 nogmaals

3 anderzijds ⇒ daarentegen

♦voorbeelden:

1   time and (time) again • telkens opnieuw

     marry again • hertrouwen

     come again • terugkomen; 〈als verzoek; informeel〉wat zei je?

     as much/many again • (nog) eens zoveel

     half as much/many again • nog eens half zoveel, anderhalf keer zoveel

     (the) same again! • schenk nog eens in!, hetzelfde nog eens!

     be oneself again • hersteld zijn; er weer bovenop zijn

     back/home again • weer terug/thuis

     never again • nooit meer/weer

     once/yet again • nog één keer

     now and again • nu en dan

     again and again • telkens/steeds opnieuw

2   again, what about the child? • nogmaals, wat moet er met het kind?

3   he might go, and (then) again he might not • misschien gaat hij, en misschien ook wel weer niet

¶ what is his name again? • hoe heet hij ook (al) weer?

English-Dutch dictionary > again
18 agitation

n. opwinding; opschudding; angst

agitation

[ ædzjitteesjn]

1 actie ⇒ agitatie, strijd

2 opschudding

3 agitatie ⇒ opgewondenheid, spanning

English-Dutch dictionary > agitation
19 agoraphobia

n. agorafobie; pleinvrees (angst voor open plaatsen)

agoraphobia

[ ægərəfoobiə]

1 agorafobie ⇒ straat/ruimte/pleinvrees

English-Dutch dictionary > agoraphobia
20 allay all fears

allay all fears

alle angst wegnemen

English-Dutch dictionary > allay all fears

Pages

Translation: from english to dutch

een steeds groeiende angst

Share the article and excerpts

Direct link