Translation: from dutch to french
from french to dutchdépenser allègrement l argent des autres
-
1 mooi weer spelen met andermans geld
mooi weer spelen met andermans geldDeens-Russisch woordenboek > mooi weer spelen met andermans geld
-
2 weer
weer1I 〈 het〉♦voorbeelden:blootgesteld aan weer en wind • exposé aux intempérieswat een heerlijk weertje! • quel temps splendide!het wordt (weer) mooi weer • le temps se (re)met au beauhet is slecht weer • il fait mauvaiszijn gezicht staat op slecht weer • sa figure est à l'oragehet is geen weer • il fait un temps de chienweer of geen weer • qu'il pleuve ou qu'il ventemooi weer spelen met andermans geld • dépenser allègrement l'argent des autresmooi weer spelen tegen iemand • être tout sucre tout miel avec qn.II 〈de〉♦voorbeelden:¶ hij is altijd in de weer • il a toujours qc. à fairedruk in de weer zijn • s'activervroeg in de weer zijn • être matinalzich tegen iets te weer stellen • se défendre contre qc.————————weer2〈 bijwoord〉1 [opnieuw] de nouveau♦voorbeelden:nu ik weer • à moi maintenantwe gaan weer eens opstappen • on va y allerdie tijd komt nooit weer • cette époque est révolue¶ hoe heette hij ook weer? • comment s'appelait-il déjà? -
3 al zijn geld opsnoepen
al zijn geld opsnoepen -
4 gelang
♦voorbeelden:naar gelang de omstandigheden • selon les circonstancesgeld uitgeven naar gelang de behoefte • dépenser de l'argent au fur et à mesure des besoinsal naar gelang (dat) • (au fur et) à mesure que -
5 geld aan boeken uitgeven
geld aan boeken uitgeven -
6 geld uitgeven naar gelang de behoefte
geld uitgeven naar gelang de behoefteDeens-Russisch woordenboek > geld uitgeven naar gelang de behoefte
-
7 opsnoepen
♦voorbeelden:¶ al zijn geld opsnoepen • 〈 figuurlijk〉 manger tout son argent; 〈 letterlijk〉 dépenser tout son argent en friandises -
8 uitgeven
1 [besteden] dépenser2 [in omloop brengen] émettre3 [in druk laten verschijnen] publier4 [+ voor][laten doorgaan voor] faire passer (pour)♦voorbeelden:een middeleeuwse tekst uitgeven • éditer un texte médiéval4 zich voor iemand anders uitgeven • se faire passer pour qn. d'autre1 [+ op, in][uitkomen op] donner (sur)♦voorbeelden: -
9 veel geld aan een huis vertimmeren
veel geld aan een huis vertimmerenDeens-Russisch woordenboek > veel geld aan een huis vertimmeren
-
10 veel geld verteren
veel geld verteren -
11 verteren
1 [als voedsel verwerken; met de geest verwerken] digérer2 [uitgeven] dépenser♦voorbeelden:dat boek is niet te verteren • ce livre est indigestedie opmerking is niet te verteren • cette remarque n'est pas facile à digérer→ link=pot potdoor nijd verteerd worden • être rongé par l'enviedoor verdriet verteerd worden • être consumé par le chagrin1 [als voedsel verwerkt worden] se digérer2 [vergaan] se décomposer3 [consumpties gebruiken] consommer♦voorbeelden: -
12 vertimmeren
♦voorbeelden:¶ veel geld aan een huis vertimmeren • dépenser beaucoup d'argent pour la transformation d'une maison -
13 afhelpen
1 [ten einde toe helpen] aider2 [bevrijden] débarrasser (de)♦voorbeelden:iemand van de koorts afhelpen • faire tomber la fièvre de qn.mag ik u van uw jas afhelpen? • puis-je vous débarrasser de votre manteau?hij heeft mij van mijn verlegenheid afgeholpen • il m'a aidé à vaincre ma timiditéhij heeft haar van de drank afgeholpen • c'est grâce à lui qu'elle ne boit plus -
14 de kost gaat voor de baat uit
de kost gaat voor de baat uitpour gagner de l'argent, il faut en dépenser -
15 hand
♦voorbeelden:op handen en voeten lopen, kruipen • marcher à quatre pattesin andere handen komen • changer de mainaan de beterende hand zijn • être en voie de guérisoneen gelukkige hand van gooien hebben • avoir la main chanceuseeen gemakkelijke hand van uitgeven hebben • dépenser sans compterdie zaak is in goede handen • cette affaire est en bonnes mainsgouden handen hebben • avoir des doigts de féemet harde hand opvoeden • élever à la dure(iemand) de helpende hand bieden • tendre une main secourable (à qn.)bevelen van hoger hand • ordres qui viennent d'en hautvan hoger hand is besloten dat • les autorités ont décidé que〈 figuurlijk〉 de laatste hand aan iets leggen • mettre la dernière main à qc.niet met lege handen komen • ne pas arriver les mains vides〈 figuurlijk〉 iets uit de losse hand doen • faire qc. par-dessus la jambemet losse handen rijden • rouler sans les mainsiemand de reddende hand toesteken • tendre la perche à qn.de sterke hand • (les agents de) la force publiquede politiek van de toegestoken hand • la politique de la main tenduemet vaste hand • d'une main assuréemet vaste, krachtige hand regeren • gouverner avec poignein vertrouwde handen zijn • être entre bonnes mainsde vlakke hand • la paumedat kost handen vol geld • ça coûte une (petite) fortunein vreemde handen overgaan • passer en d'autres mainsde handen vrij hebben • avoir les coudées franches〈 figuurlijk〉 iemand de vrije hand laten • donner carte blanche à qn.aan de winnende hand zijn • être en train de gagner〈 figuurlijk〉 de handen van iemand aftrekken • abandonner qn. à son sort〈 figuurlijk〉 de handen van iets aftrekken • se détourner de qc.〈 figuurlijk〉 iemand de handen binden • lier les mains à qn.iemand de hand drukken, geven, schudden • donner une poignée de main à qn.iemand de hand op iets geven • donner sa parole à qn.zij kunnen elkaar de hand geven • ils peuvent se donner la main〈 figuurlijk〉 de hand in iets hebben • être mêlé à qc.〈 figuurlijk〉 de hand aan iets houden • observer (scrupuleusement) qc.de hand op iets, iemand leggen • mettre la main sur qc., qn.de hand lezen • lire (dans) les lignes de la mainde hand met iets lichten • 〈 't niet zo nauw nemen〉 prendre qc. à la légère; 〈 zich ervan afmaken〉 bâcler qc.hij heeft de handen los aan zijn lijf zitten • il n'a pas les bras gourds〈 figuurlijk〉 zijn hand niet voor iets omdraaien ↓ faire qc. les doigts dans le nez〈 figuurlijk〉 de hand(en) tegen iemand opheffen • lever la main contre qn.iemand de hand reiken, toesteken • tendre la main à qn.; 〈 helpen〉 donner un coup de main à qn.de hand aan de ploeg, aan het werk slaan • se mettre à l'ouvragezijn handen niet thuis kunnen houden • 〈 slaan〉 avoir la main leste; 〈 betasten〉 avoir la main baladeuse; 〈 stelen〉 laisser traîner ses mains partout〈 figuurlijk〉 iemand de handen vullen • graisser la patte à qn.〈 figuurlijk〉 iemands handen zalven • graisser la patte à qn.mijn hand erop! • c'est promis!handen omhoog! • haut les mains!streng de hand houden aan de voorschriften • être à cheval sur le règlementhanden thuis! • bas les pattes!〈 figuurlijk〉 iemand iets aan de hand doen • suggérer qc. à qn.hand aan (in) hand gaan • marcher la main dans la main〈 figuurlijk〉 iets achter de hand hebben • avoir qc. en réserve〈 figuurlijk〉 iets bij de hand nemen • entreprendre qc.〈 figuurlijk〉 iets bij de hand hebben • avoir qc. à portée de la mainin de handen klappen • battre des mainsin handen vallen van de politie • tomber aux mains de la policegoed, gemakkelijk in de hand liggen • être maniablezijn toekomst is in mijn handen • son avenir est entre mes mainsiemand iets in handen spelen • faire passer discrètement qc. à qn.iets met het bewijs in handen aantonen • démontrer qc. preuves en main〈 figuurlijk〉 iemand in handen vallen • tomber entre les mains de qn.〈 figuurlijk〉 iemand iets in handen geven • confier qc. à qn.hij wil met de hand aan de hemel reiken • il veut décrocher la lunemet de handen werken • travailler de ses mains〈 figuurlijk〉 met de hand op het hart iets verklaren • déclarer qc. la main sur le coeurmet de hand genaaid • cousu (à la) mainzich met hand en tand verzetten • se défendre comme un lion〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand stellen • manipuler qn.〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand zetten • mettre qn. dans sa pocheiets om handen hebben • avoir qc. à faire〈 figuurlijk〉 iets onder handen hebben • travailler à qc.〈 figuurlijk〉 iemand onder handen nemen • passer un savon à qn.op (met) de hand wassen • laver à la mainde hand op de knip houden • être près de ses soushand over hand toenemen • aller en augmentantiemand iets ter hand stellen • remettre qc. à qn. (en mains propres)iemand het werk uit de handen nemen • décharger qn. d'un travailer komt niets uit zijn handen • il n'arrive à rien (de bon)uit de hand eten • 〈letterlijk; m.b.t. dieren〉 accepter la nourriture dans la main de qn.; 〈 figuurlijk〉 manger dans la mainuit de eerste hand • de première mainvlug van de hand gaan • se vendre comme des petits painsiets van de hand doen • écouler qc.van hand tot hand gaan • passer de main en maingeen hand voor iemand, iets uitsteken • ne pas lever le petit doigt pour aider qn., faire qc.hij heeft er geen hand naar uitgestoken • il n'y a pas touchéhet zijn twee handen op één buik • ils s'entendent comme larrons en foire¶ wat is er daar aan de hand? • qu'est-ce qui se passe?alsof er niets aan de hand was • comme si de rien n'étaitiets in de hand werken • aider à qc.dat werkt misdaad in de hand • c'est une incitation au crimeiemand op zijn hand krijgen • mettre qn. de son côtéop iemands hand zijn • être du côté de qn.op handen zijn • être imminentvan de hand in de tand leven • vivre au jour le joureen voorstel van de hand wijzen • repousser une propositionbeschuldigingen van de hand wijzen • rejeter des accusationseen uitnodiging van de hand wijzen • décliner une invitation→ link=vogel vogel -
16 hebben
1 [algemeen] avoir2 [verdragen] supporter♦voorbeelden:gelijk hebben • avoir raisonmag ik dat potlood even van je hebben? • je peux t'emprunter ton crayon une seconde?〈 zelfstandig〉 iemands hele hebben en houden • toutes les possessions de qn.(het) met iemand te doen hebben • plaindre qn.dagelijks met iemand te doen hebben • avoir journellement affaire à qn.je hebt alleen maar te doen wat ik zeg • tu n'as qu'à faire ce que je te disgeen klagen hebben • ne pas avoir à se plaindremag ik dat hebben? • je peux l'avoir?iets moeten hebben • vouloir absolument qc.van wie heb je dat? • qui t'a dit ça?hoe laat heb je het? • quelle heure as-tu?hoe heb ik het nu, hoe hebben we het nu met elkaar? • que faut-il penser de tout cela?het druk hebben • être très occupéwij hebben het goed met elkaar • nous nous entendons bienhoe heb ik het nu met je? • qu'est-ce que tu me fais là?ik heb het niet uit mijzelf • je ne l'ai pas inventéhebt u nog iets? • d'autres questions?het heeft er veel van dat … • tout porte à croire que … 〈+ aantonende wijs〉men weet niet wat men aan hem heeft • on ne sait jamais à quoi s'en tenir sur son compteiets bij zich hebben • avoir qc. sur soihet in zijn rug hebben • souffrir du doszij hebben iets met elkaar • ils ont une liaisoniets vrolijks over zich hebben • avoir l'air joyeuxiemand tot man hebben • avoir qn. pour marivan wie heeft hij dat? • de qui tient-il cela?veel van iemand hebben • tenir beaucoup de qn.zij heeft het niet van een vreemde • elle a de qui tenirhij heeft er niets op tegen • il n'a rien contreeen klap van heb ik jou daar • une gifle magistrale2 hij kan niet veel hebben • 〈m.b.t. drank〉 il ne supporte guère l'alcool; 〈 vlug overstuur〉 il panique très viteiets kunnen hebben • pouvoir supporter qc.iets niet willen hebben • ne pas vouloir de qc.〈 pejoratief〉 wat moet je (van me) hebben? • qu'est-ce que tu me veux?ik moet er niets van hebben • 〈 niets mee te maken〉 je ne veux pas en entendre parler; 〈 houd er niet van〉 très peu pour moi, mercimoet je net Freek hebben • et c'est à Freek que tu demandes ça?; 〈 dat is dé man〉 oh! alors Freek, c'est l'homme qu'il (te, nous) fautwaar wil je me hebben? • où veux-tu que je me mette?nu kom je waar ik je hebben wil • maintenant tu vois où je veux en venirwat had u gehad willen hebben? • vous désirez?iets zus of zo (gedaan) willen hebben • vouloir (qu'on fasse) qc. de telle ou telle façonwe zullen hem hebben • on l'auradan heb je dat • voilà, c'est ce qui arrivedaar zullen we (zul je) het hebben • il va y avoir du pétarddaar hebben we het (gedonder) • ça y est, voilà les emmerdements qui (re)commencentdaar heb je het al • nous y voilàje hebt ook groene druiven • il y a aussi des raisins verts〈 in opsommingen〉 daar heb je … • (alors) voilà …ik heb niets aan die prullen • cette camelote ne me sert à rienwat zullen we nu hebben • allons bon, quoi encore?daar heb je hem lelijk mee • là tu le tiens biendat heb je ervan • on pouvait s'y attendrede hoeveelste hebben we? • on est le combien aujourd'hui?liever hebben • aimer mieuxhij had het niet meer • il n'en pouvait pluswel heb ik ooit! • a-t-on jamais (vu)!heb je ooit van je leven! • a-t-on jamais vu de la vie!ik heb het niet op hem • je ne l'aime pasik zal het er met hem over hebben • je lui en parleraiik heb het tegen jou • c'est à toi que je parlehem om hebben • être bourré→ link=god godII 〈 hulpwerkwoord〉1 [ter aanduiding van de voltooide tijd bij werkwoorden] avoir ⇒ 〈 met wederkerend werkwoord, sommige werkwoorden die een beweging uitdrukken〉 être♦voorbeelden:gelachen dat we hebben! • qu'est-ce qu'on a ri!hij heeft het weggegeven • il l'a donné -
17 iemand van zijn geld afhelpen
iemand van zijn geld afhelpenaider qn. à dépenser son argent -
18 kost
♦voorbeelden:de kosten van levensonderhoud • le coût de la vietegen hoge kosten • à grands fraisvaste kosten • charges fixesvrij van alle kosten • tous frais payésvrij van kosten • francobijdragen in de kosten • participer aux fraisde kosten dragen • supporter les fraisveel kosten meebrengen • entraîner de grosses dépenseskosten noch moeite sparen • ne pas épargner sa peineer zijn geen kosten aan deze onderneming verbonden • cette entreprise n'occasionne pas de fraisde kosten eruit halen • rentrer dans ses fraisiemand op kosten jagen • pousser qn. à la dépenseop kosten van het rijk, van de zaak • aux frais de l'Etat, de l'entrepriseniet op de kosten kijken • ne pas regarder à la dépenseop iemands kosten leven • vivre aux crochets de qn.uit de kosten zijn • être sorti des frais〈 spreekwoord〉 de kost gaat voor de baat uit • pour gagner de l'argent, il faut en dépenserde dagelijkse kost • l'ordinaireeenvoudige kost • cuisine simplezware kost • aliments bourratifsde kost verdienen • gagner sa vieik zou ze niet graag de kost willen geven, die … • ceux qui … sont légionaan de kost komen • gagner sa viebij iemand in de kost zijn • être en pension chez qn.wat doe jij voor de kost? • qu'est-ce que tu fais dans la vie?doe jij ook eens wat voor de kost! • mets la main à la pâte!ten koste van zijn leven • au prix de sa viegeestig zijn ten koste van iemand anders • faire de l'esprit aux dépens de qn. -
19 minst
♦voorbeelden:zij verdient het minste geld • elle gagne le moins d'argentdie vaas heeft niet de minste waarde • ce vase n'a pas la moindre valeurop z'n minst • pour le moinsten minste • au moinsdie schram is nog het minste • cette éraflure n'est encore riener niet het minst van weten • n'en savoir absolument riener niet in het minst bezwaar tegen hebben • ne pas y voir la moindre objectionbij het minste of geringste • pour un oui ou pour un nondat is wel het minst dat je kunt doen • c'est la moindre des choseshet minst aantrekkelijke • le moins intéressanthet minst succesvol • ayant le moins de succèshet minst slapen van allemaal • dormir moins que tous les autres -
20 ontzaglijk veel geld uitgeven
ontzaglijk veel geld uitgeven
Look at other dictionaries:
PIED — Le pied, ou extrémité libre du membre inférieur, présente chez l’homme une disposition unique. Certes, une analyse superficielle risquerait de le considérer comme une structure en régression. Le pied est, en effet, un assemblage d’éléments osseux … Encyclopédie Universelle
Catmembert — Donald Duck Pour les articles homonymes, voir Donald et Famille Duck. Pour l’article homophone, voir Donald Duke. Donald Duck … Wikipédia en Français
Donald Duck — Pour les articles homonymes, voir Donald et Famille Duck. Pour l’article homophone, voir Donald Duke. Donald Duck Personnage … Wikipédia en Français
Donald Duck Cola — Donald Duck Pour les articles homonymes, voir Donald et Famille Duck. Pour l’article homophone, voir Donald Duke. Donald Duck … Wikipédia en Français
Donald Fauntleroy Duck — Donald Duck Pour les articles homonymes, voir Donald et Famille Duck. Pour l’article homophone, voir Donald Duke. Donald Duck … Wikipédia en Français
gros — gros, grosse [ gro, gros ] adj., adv. et n. • 1080; lat. imp. grossus I ♦ Adj. 1 ♦ (Choses) Qui, dans son genre, dépasse la mesure ordinaire, moyenne. Une grosse pierre. Gros nuage, grosse vague. Grosse goutte. ⇒ large. Gros paquet, grosse valise … Encyclopédie Universelle