Translation: from english to dutch
from dutch to english- From dutch to:
- English
- From english to:
- All languages
- Albanian
- Armenian
- Chinese
- Croatian
- Dutch
- Erzya
- Faroese
- Finnish
- French
- Georgian
- Hebrew
- Hindi
- Hungarian
- Icelandic
- Indonesian
- Irish
- Italian
- Japanese
- Kazakh
- Korean
- Latin
- Latvian
- Lithuanian
- Macedonian
- Malay
- Mari
- Moksha
- Mongolian
- Māori
- Papiamento
- Polish
- Portuguese
- Quenya
- Romanian, Moldavian
- Russian
- Serbian
- Slovak
- Slovene
- Swahili
- Swedish
- Tagalog
- Tamil
- Tatar
- Thai
- Turkish
- Uighur
- Ukrainian
- Urdu
- Vietnamese
- Yoruba
accent uate
-
1 I can't identify your accent
-
2 a nice accent
-
3 accent
n. accent; aandacht; nadruk--------v. er op wijzen; accentueren; nadruk leggen opaccent1[ æksnt] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:speak English without an accent • Engels spreken zonder accent————————accent2 -
4 acute accent
-
5 circumflex accent
→ circumflex circumflex/ -
6 her Dutch accent still shows through
her Dutch accent still shows throughEnglish-Dutch dictionary > her Dutch accent still shows through
-
7 put on an accent
-
8 speak English without an accent
speak English without an accent -
9 the accent is on exotic flowers
the accent is on exotic flowers -
10 cockney accent
cockney accent {plat engels} -
11 foreign accent
buitenlands accent -
12 primary accent
nadruk -
13 the accent falls on the last syllable
de nadruk valt op de laatste lettergreepEnglish-Dutch dictionary > the accent falls on the last syllable
-
14 Eurospeak
n. programma dat het koninklijke Engels in Engels met een duidelijk Duits accent vertaald[ joeəroospie:k] -
15 acute
adj. ernstig; serieus; scherp; acuut1 acuut ⇒ ernstig, hevig♦voorbeelden:acute rheumatism • acuut reumaacute accent • accent aigu -
16 broad Scots
-
17 broad
adj. breed; ruim, wijd; globaal--------n. vrouw, meisje (platte taal)broad1[ bro:d] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 the broad of the back • het achterste, het ondereind van de rug————————broad2〈 broadness〉1 breed(gebouwd) ⇒ uitgestrekt, in de breedte2 ruim(denkend) ⇒ liberaal, vrijzinnig3 gedurfd ⇒ onbekrompen, royaal4 duidelijk ⇒ evident, direct5 grof ⇒ plat, lomp♦voorbeelden:broad bean • tuinboonbroad fields • uitgestrekte veldenbroad shoulders • brede schoudersbroadly speaking • in zijn algemeenheidbroad views • ruime opvattingen, liberale denkbeeldenII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉1 ruim ⇒ globaal, ruw♦voorbeelden: -
18 brogue
n. versierde schoen; engels met iers accent[ broog] -
19 burr
n. braam (aan metaal); gebrouwde uitspraak van "r", brouwen (bij het spreken)--------v. een gezoem laten horen; uit de keel kende "r"burr1[ bə:] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 → bur bur/————————burr2〈 werkwoord〉 -
20 circumflex
n. circumflex (knoop in vorm van pet op letter)1 accent circonflexe ⇒ dakje, kapje